Ijzig
bn. bw. (-er, -st), 1. zo koud als ijs, verstijvend koud: hij ivil door 't ijzig Noord, naar ’t zengend Oosten heen (Tollens); een ijzige noordenwind; — (bw.) }t is ijzig koud ; — ook fig.; 2. (van aardappels) glazig.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. zo koud als ijs, verstijvend koud: hij ivil door 't ijzig Noord, naar ’t zengend Oosten heen (Tollens); een ijzige noordenwind; — (bw.) }t is ijzig koud ; — ook fig.; 2. (van aardappels) glazig.
Marc De Coster (2020-2025)
(1973) (inf.) buitengewoon, heel erg: 'ijzig mooi (lelijk)'. • Of het toen zomer of winter was, weet ik niet meer, maar 't was ijzig mooi! (Nederlands dagblad, 09/07/1973) • De fiets is lichter dan alle bestaande modellen en ijzig mooi. (NRC Handelsblad, 25/10/1980) • Wat ijzig mooi vindt ze dit! (Julia Burgers-Drost: Door de tuinp...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
ijzig - Bijvoeglijk naamwoord 1. zeer kil en onaangenaam, onvriendelijk, zonder enige warmte in het gevoel ♢ De ijzige hoofdzuster kon niet lachen om de grappen van de jonge dokter. Woordherkomst afgeleid van ijs met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
ijzig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ij-zig 1. zonder gevoel of hartelijkheid ♢ ze keek me ijzig aan 2. heel erg koud ♢ er waaide een ijzige wind Bijvoeglijk naamwoord: ij...
M. J. Koenen's (1937)
I. bn., bw. (zo koud, zo kil als ijs; verstijvend, snerpend): een ijzige wind; het ijzig Noord; ijzig koud. II. bn. (ijzing, schrik, huivering verwekkend): ijzig, afschuwelijk ongedierte. III. bw. (1 op een ijzing verwekkende wijze; 2 erg, zeer): 1. ijzig met zijn ogen draaien; 2. ijzig mooi!
Jozef Verschueren (1930)
('ijzəch) bn. en bw. (-er, -st) [ijs] I. 1. zo koud als ijs : haar handen waren -; de -e noordenwind. 2. zeer onhartelijk, stijf, stroef: -e woorden. II. 1.bn. en bw. (-er, -st) [ijzen] doende ijzen, schrik, vrees verwekkend: alleen in het donkere bos; praten. 2. bw. erg, zeer: koud, mooi.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. zo koud als ijs, verstijvend koud: een ijzige noordenwind; (bijw.) het is koud; ook fig.; 2. (van aardappels) glazig.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: