Wat is de betekenis van Ijp?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ijp

zie IEP.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ijp

m. ijpen (iep).

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ijp

enz. iep enz.

2025-07-27
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Ijp

zie Ulmus.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ijp

IJP, enz. zie IEP, enz.

2025-07-27
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

IJp

IJp, iep of olm (Ulmus L.) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Ulmaceën. Het onderscheidt zich door een klokvormig, 4- of 5-tandig, gekleurd, blijvend bloemdek, 3 tot 6 meeldraden, en eene bijna schijfronde vrucht, die plat zamengedrukt, vliezig en in het midden gezwollen is. Het omvat een aantal groote boomen en heesters. In ons...

2025-07-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

IJp

IJp, *-ENBOOM, m. (-en), iepenboom, soort olmboom. *-ELAAR, m. (-s), (dicht.) ijpenboom. *-EN, bn. van ijpenhout. *-ENBOSCH, o. (...bosschen), bosch van ijpenboomen. *-LAAN, v. (...anen).