iemand in zijn zak hebben
(19e eeuw) (inf.) hem de baas kunnen; met hem kunnen doen wat men wil; zijn listen doorhebben. Vgl. Eng. to have someone in one's pocket. • Ik ken hem: heb hem in mijnen zak. (Amaat Honoraat Joos: Schatten uit de volkstaal. 1887) • Dat begint al op het Gym. Daar word je al door middelen, voor de grofheid waarvan geen docent terugdeinst,...