Wat is de betekenis van hutsekluts?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hutsekluts

m., (gew. en Zuidn.) rommel.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

hutsekluts

(19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) rommel, rotzooi; alles bij elkaar. • Hij had boeken, appels en tabak in een pakje geknoopt, maar langs de baan ging het pakje los, en geheel de hutsekluts viel uit.(Leonard Lodewijk De Bo: Westvlaamsch Idioticon. 1873) • 'Trek u dat allemaal niet aan, ventje,' zei zij, 'de politiek en heel de hutsekluts van...

2025-07-28
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

hutsekluts

mengelmoes (informeel) Je moet dat fysiek meemaken: in een zaal zitten met mannen in djellaba's, jonge gasten uit de Brusselse jeugdhuizen, moeders met kinderen, Vlamingen van VAB-VTB en Euro-ambtenaren, die hele hutsekluts dooreen, en gezamenlijk iets unieks meemaken. (Hildegard De Vuyst (e.a.), Les Ballets C. de la B.)...

2025-07-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

hutsekluts

(de) mengelmoes, rommeltje, warboel. Als het nu nog grappige of spannende avonturen waren, maar het vervolg op het acht jaar oude The Santa Clause is een fantasieloze hutsekluts van clichés en postmoderne ongerijmdheden. - DS, 04-12-2002.

2025-07-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

hutsekluts

Ter aand. van een heterogene groep van pers. en/of zaken: mengelmoes, warwinkel, bende, rommel, boel, reutemeteut enz. Ze trok hem mee binnen en schonk koffie op, aldoor vertellend over het huis, over Koob, over zichzelf, over het verwachte kind, over Trien Weggels en heel den hutsekluts, BLOMMAERT 1945, 72.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hutsekluts

m.; (Z.-N.) rommel.

Gerelateerde zoekopdrachten