Hortje
o. (-s), (gew.) 1. eindje, stukje; 2. poosje.
Marc De Coster (2020-2025)
(1912) (inf.) beetje; stukje; poosje. 'Blijf nog een hortje'. • Teun nog 'n hortje gewacht, eerst eens gebeld, nòg 'n keer, om zeker te gaan; - maar nee, geen gehoor; en hij dus de voordeur opengemaakt... (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912) • Het piepkuike bleef maar simpe en toen 'k effe de kans kree...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
hortje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hort
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: