Wat is de betekenis van hortje?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hortje

o. (-s), (gew.) 1. eindje, stukje; 2. poosje.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

hortje

(1912) (inf.) beetje; stukje; poosje. 'Blijf nog een hortje'. • Teun nog 'n hortje gewacht, eerst eens gebeld, nòg 'n keer, om zeker te gaan; - maar nee, geen gehoor; en hij dus de voordeur opengemaakt... (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912) • Het piepkuike bleef maar simpe en toen 'k effe de kans kree...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hortje

hortje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hort

2025-07-28
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

hortje

(zn) poosje BM, EK, HP.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hortje

o. (-s), 1. eindje, stukje; 2. poosje.

Gerelateerde zoekopdrachten