Hoon
m., 1. smadelijke, voor iemands waardigheid of eer grievende bejegening met woord of daad: een hoon die niet ongewroken kan blijven; iem. hoon aandoen; smaad en hoon; spot die tot hoon wordt; God ten hoon ; 2. (volg. N.-I. recht) laster waardoor iem. aan de algemene verachting wordt blootgesteld.