Wat is de betekenis van hooier?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hooier

m. (-s), iemand die uit hooien gaat (vaak in toepassing op Bovenlanders).

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hooier

hooier - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die hooien als beroep heeft Woordherkomst Naamwoord van handeling van hooien met het achtervoegsel -er Synoniemen maaier

2025-07-26
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Hooier

Arbeider, die zich gedurende de hooioogst z.g. verhuurt bij een boer om deze speciaal bij het hooien te helpen. Vroeger trokken er in Juni vele h. van de zandgronden van Gron. en Drente naar Friesl. om aldaar enige weken te gaan hooien. Uit N. Brab. trok men naar Holl. Van de Veluwe trokken de h. naar het Kampereiland, enz. De grasmaaimachines en d...

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hooier

s., haeijer, haiker, ûngetider; -s haeifolk (it), haeijersfolk (it).

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hooier

m.-s; arbeider, die hooit; hooister, v.-s.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hooier

m. (-s) 1. Eig. hij die hooit. 2. Metn. landbouwwerktuig om te hooien.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hooier

HOOIER, m. (-s), iemand die uit hooien gaat (vaak Bovenlanders).

2025-07-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)