Wat is de betekenis van hoogsteigen?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hoogsteigen

bn., in de uitdr. in hoogsteigen persoon, zelf, als van hooggeplaatste personen sprake is, of, gewoonlijk, alleen in scherts als blote versterking van eigen.

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hoogsteigen

hoogsteigen - Bijvoeglijk naamwoord 1. betrefende een zeer hoog geplaatst persoon: zelf dus niet via een ander In Praag kwam hij tot bedaren en bood Brahe per brief excuses aan voor 'mijn verachtelijk gedrag en mijn verschrikkelijke overtredingen'. De excuses werden aanvaard, en Brahe kwam hem in hoogste...

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hoogsteigen

bn: de baron in hoogsteigen persoon, de baron zelf.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hoogsteigen

('ho:chst) bn. alleen in de uitdrukking : in persoon, zelf.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hoogsteigen

bn., in de uitdr. in — persoon, zelf, als van hooggeplaatste personen sprake is, of, gewoonlijk alleen scherts, als versterking van eigen.

2025-07-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)