Hoogepriester
hoofd v/d priesters i/h Oude Irsaël, die op Grooten → Verzoendag den dienst leidde i/d tempel te Jeruzalem; i/d tijd der Egypt. en Syrische overheersching tevens soort stadhouder. Omstreeks 70 na Chr. werd het ambt v. h. opgelieven.
John Kooy (1933)
hoofd v/d priesters i/h Oude Irsaël, die op Grooten → Verzoendag den dienst leidde i/d tempel te Jeruzalem; i/d tijd der Egypt. en Syrische overheersching tevens soort stadhouder. Omstreeks 70 na Chr. werd het ambt v. h. opgelieven.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Hoogepriester - treedt in Israël op na de ballingschap, en vereenigt in zich zoowel de wereldlijke regeeringsfunkties als depriesterlijke waardigheid. Hij is een priestervorst. Voor de ballingschap had wel elk heiligdom (Jeruzalem, Silo, Nob, e. a.) zijn eigen opperpriester, maar dat waren slechts plaatselijke geestelijke ambtenaren, die door den k...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J. Kramer (1908)
bij de Israëlieten gedurende het bestaan van hun nationale zelfstandigheid het hoofd der priesterschap. De waardigheid van H., het eerst bekleed door Aaron, bleef erfelijk in diens geslacht, totdat ten tijde der romeinsche overheersching, vreemde vorsten en zelfs het volk zich meermalen het recht aanmatigden, om H. uit allerlei standen, niet z...
J.H. van Dale (1898)
HOOGEPRIESTER, m. (-s), (bijb.) de opperpriester der Israëlieten, wiens waardigheid in het geslacht van Aäron erfelijk was en die als bemiddelaar optrad tusschen Jahwe en zijn uitverkoren volk; (R. K.) Christus of Zijn plaatsvervanger hier op aarde, de Paus.
Anthony Winkler Prins (1870)
Hoogepriester (De) was in den Israëlietischen godsdienst- en burgerstaat het hoofd der priesters. De eerste was Aaron, en zijn gewigtig ambt bleef erfelijk in zijn geslacht totdat in de dagen der Bomeinsche overheersching de vorst of het volk zich aanmatigde, om een hoogepriester naar believen te benoemen en af te zetten, zoodat de oorspronkelijke...
I.M. Calisch (1864)
Hoogepriester, m. (-s), opperpriester. *-AMBT, o. gmv. *-SCHAP, o. gmv. *-LIJK, bn.
W. de Grebber (1844)
Opperpriester, of levenslange Meester, (De) is de 19e. graad van het uit Amerika naar Frankrijk ingevoerde zoogenaamde oud-Engelsche systema, als ook van den Raad der Keizers van het Oosten en Westen te Parijs.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: