Wat is de betekenis van hoer (3)?

2025-07-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

hoer (3)

verachtelijk persoon (dus ook een man). Hij had Arthur al voor ‘hoer’ uitgescholden en toen hij van het toilet kwam, waren er spatten op zijn broek geweest. (Hugo Claus, De hondsdagen, 1952)