Hoeks
bn. bw., 1. een hoek vormend: een hoekse houtverbinding ; 2. (gew.) een hoekse vent, die altijd dwars is, het beter weet, wat anders wil; 3. (gew.) alles lag er hoeks en dwars, schots en scheef, kris en kras dooreen, in wanorde ; 4. (hist.) tot de partij der Hoeksen behorende: de Hoekse en Kabeljauwse twisten ; &mdash...