hoek (divers)
m. (-en; -je) haak] I. Eig. 1. scherpe punt gevormd door twee samenkomende lijnen of vlakken: de van een huis, een tuinmuur; op de der straat; speelkaarten met afgeronde -en; met -en en kanten, oneffen, ongelijk; om de komen kijken, ongezien een kijkje komen nemen of zich vertonen. 2. Uitbr. a. Algm. ruimte binnen een hoek: de van een kamer; de kn...