hoddebek
(17e eeuw) (scheldw.) stotteraar. Maar ook: blaaskaak; lomperd. • 't Is een hoddebek. Deze smaadnaam zal verbastert zyn van houtenbek, houtebek: gelyk men zegt, een houten bakhuis, een borderen aangezigt. (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitleg van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlands...