Hobbelaar
m. (-s), 1. die hobbelt; man of jongen die een schuit met vis in hobbelende beweging moet houden om die vis levend te houden ; 2. scharrelaar: ’t is zo’n hobbelaar ; 3. (timm.) blokschaaf met gebogen ondervlak.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. die hobbelt; man of jongen die een schuit met vis in hobbelende beweging moet houden om die vis levend te houden ; 2. scharrelaar: ’t is zo’n hobbelaar ; 3. (timm.) blokschaaf met gebogen ondervlak.
M. J. Koenen's (1937)
m. -s; iem., die hobbelt inz. jongen, die een hobbelschuit op en neer schommelt; ook: hobbeljongen.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J.H. van Dale (1898)
HOBBELAAR, m. (-s), die hobbelt, man of jongen die eene schuit met visch in hobbelende beweging moet houden om die visch levend te houden; (fig.) ’t is zoo’n hobbelaar, scharrelaar; — (timm.) blokschaaf met gebogen ondervlak.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: