Wat is de betekenis van Hemeling?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hemeling

m. en v. (-en), HEMELLINGE, v. (-n), 1. gelukzalige, engel: (ook) hemelgod; 2. hemeltelg; 3. (Ind.) zoon van het Hemelse Rijk, Chinees.

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

hemeling

bewoner v/d hemel, engel, geluksalige.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hemeling

m. en v. -en, vr. ook -inge; engel of gelukzalige; ook: Chinees.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hemeling

('he:məling) m. (-en) 1. hemelbewoner. 2. zoon van het Hemels Rijk, Chinees.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hemeling

m. (-en), 1. engel; (ook) hemelgod; 2. iemand van hemelse afkomst, hemeltelg; 3. zoon van het Hemelse Rijk, Chinees.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hemeling

HEMELING, m. en v. (-en), HEMELINGE, v. (-n), gelukzalige, engel; (ook) hemelgod; — (Ind.) zoon van het Hemelsche Rijk, Chinees.