Helling
v. (-en), 1. het overhellen, schuine stand: we moeten aan die -plank een grotere helling geven; — hoek die een lijn, een vlak enz. met het horizontale vlak maakt: de helling der aardas ; 2. afwijking van het horizontale vlak, glooiing: de helling van de weg is 1 op 100, op 100 m lengte gaat hij 1 m de hoogte in ; een...