heer, m
(heren), I. naam en titel van een mannelijk persoon in verhouding tot zijn minderen of onderdanen: 1. landsheer, vorst: de des lands; vreemde heren, uitheemse gebieders; ‘s heren straten of wegen, de openbare weg, de heerweg; 2. leenman; vandaar als titel van de eigenaar van een heerlijkheid: Huygens was heer van Zuilichem; heer Gijsbrecht...