heer 1
heer 1 zn. 'man' categorie: geleed woord, erfwoord Onl. hērro, hēro 'Heer (Latijn Dominus)' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. here 'heer', in aanspreekvormen gevolgd door een eigennaam meestal in de vorm her. Oorspr. de vergrotende trap van een bn. met de betekenis 'belangrijk'. Uit de Romeinse a...