hazenkop
(17e eeuw) (inf.) lafaard; bangerik. De haas staat bekend om zijn bangheid. Nederlanders werden vroeger blijkbaar als angsthazen* aanzien, vermits met het scheldwoord ook een Nederlander werd aangeduid (zie tweede citaat). • Xerxes schijnt een grooten Hercules te zijn by een deel lompe en plompe hasekoppen. (J. Erasmius: Opera posthu...