hatch
1. het broeden; broedsel || luik (gat); halve deur || arceerstreepje; under hatches, onder de luiken geconsigneerd; fig in verzekerde bewaring; veilig opgeborgen; er beroerd aan toe; dood. 2. uitbroeden || arceren; 3. broeden; uitkomen.
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
1. het broeden; broedsel || luik (gat); halve deur || arceerstreepje; under hatches, onder de luiken geconsigneerd; fig in verzekerde bewaring; veilig opgeborgen; er beroerd aan toe; dood. 2. uitbroeden || arceren; 3. broeden; uitkomen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Hatch - (Edwin), 1835—98, Eng. theoloog, ook in Amerika werkzaam geweest, ten slotte hoogl. te Oxford voor LXX en kerkgeschiedenis. Hij legde nadruk op den invloed van Grieksche denkbeelden en gebruiken op het Christendom en maakte scheiding tusschen episkopaat en presbyterium. De meeste van zijn ideeën zijn op het vasteland gekomen door de vertali...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: