Hartog, den
Hartog = Hertog. 1. Ontlening aan een huisnaam, bijvoorbeeld De Hertog van Gelder, herberg te Zutphen, of de herberg De Hertog van York in Breda, mogelijk in verband met het verblijf van de Hertog van York te Breda in 1660. 2. In dienst van de hertog of pachter van (land)goederen van de hertog. Of een relatie met een hertog in andere zin aanduidend...