Harpij
v. (-en), 1. (Gr. myth.) godin van de alles medeslepende storm in de gedaante v. e. roofvogel met meisjesgezicht en met armen die in klauwen eindigen; ook als heraldische figuur; 2. (dicht.) wraakgierig, bloeddorstig monster; — (fig.) boze vrouw, feeks ; 3. (nat. hist.) grootste arend van Zuid-Amerika (Thrasaëtus destructor) met...