Hanteren
(hanteerde, heeft gehanteerd), (<Fr.), 1.(een kunst, een ambacht) uitoefenen, beoefenen (vrijwel veroud.); 2. (van zaken) omgaan met, volgens zijn bestemming behandelen, bezigen, gebruiken: de naald, het zwaard hanteren ; hij weet mes en vork goed te hanteren, kan er vlug mede te recht, hij eet flink ; de pen goed hanteren,...