Wat is de betekenis van hans (persoon)?

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hans (persoon)

m. (hanzen; -je) [verkorting van Johannes] manspersoon : wat -ie niet leert, zal niet weten ; poch-, schraalhans; komt door zijn domheid voort, de dommerik heeft geluk; grote hanzen en adellijke heren; -je sjokken; hij is fortuinlijk, een gelukskind.