Hangebast
1. m. (-en), galgebrok ; 2. v., hangop, zekere karnemelkspijs.
Marc De Coster (2020-2025)
(17e eeuw, vero.) (scheldw.) iemand die verdiende om te worden opgehangen: schurk, misdadiger. Het WNT citeert o.a. C. Huygens (Koren-Bloemen. 1655): “Ick keerde een' Boer sijn Roer van my af wat ick kost doen, En vatten 't by de tromp. Ja, sei den hangebast, Dat is de rechte slagh.” Andere scheldwoorden met uitgang -bast: bulderbast*;...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
1. m. hangebast en (eig. de strop; bij uitbr. galgebrok); vero.; 2. v. (hangop).
Jozef Verschueren (1930)
('hangə) (-en; -je) 1. m. Eig. [bast, touw om op te hangen] galgebrok. 2. v. Metf. kaasachtig gedeelte van karnemelk, die men, in een doek aan een koord opgehangen, uit heeft laten druipen. Syn. hangop.
J.H. van Dale (1898)
HANGEBAST, m. (-en), galgebrok; —, v. zekere karnemelksspijs, ook naar de wijze, waarop men de karnemelk van de overtollige waterdeelen zuivert, hangop, druptemelk en drup-in-’t-zak geheeten.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: