Wat is de betekenis van Halfdek?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Halfdek

o., (scheepst.) achterste gedeelte van het opperdek (achter de grote mast).

2025-07-28
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Halfdek

Halfdek - op het halfdek komen: op het matje geroepen worden. Op het halfdek - het achterste gedeelte van het opperdek - werden meestal kleine vergrijpen berecht. ​

2025-07-28
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

HALFDEK

(scheepsterm) heet de bovenkant van de achteropbouw, welk dek op een 17de-eeuws zeilschip van de grote (middelste) mast naar achteren liep.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

halfdek

('halv) o. (-ken) achterste gedeelte van het opperdek op een oorlogsschip.

2025-07-28
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Halfdek

Halfdek - Het achterste gedeelte van het opperdek van een oorlogsschip. In den zeiltijd was dit het gedeelte van dat dek achter den grooten mast en niet toegankelijk voor de equipage, doch alleen voor commandant en officieren. Vandaar de uitdrukking: „het leven vóór den mast”. Op de moderne oorlogsschepen wordt gewoonlijk gerekend, dat het halfdek...

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Halfdek

HALFDEK, o. (scheepst.) de eene helft van het koebrugsdek.

2025-07-28
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Halfdek

z.n.o. - Zie dek.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)