Wat is de betekenis van Hageprediker?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hageprediker

in. (-s), veldpredikant, iem. die een hagepreek houdt.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

hageprediker

(1569) (ten tijde van de Reformatie) (pej.) prediker in open lucht; de eerste openlijke verkondiger van de leer van de Hervormden. Het woord werd voor het eerst teruggevonden in de sermoenen van broeder Cornelis Brouwer, al is het niet duidelijk of hij de bedenker van de term is. Het succes van zulke hagenpreken was groot. • Den prediker zelve...

2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Hageprediker

veldpredikant

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hageprediker

m. hagepredikers, hagepredikanten (gesch. een woord uit de eerste jaren der Hervorming naast haagpredikant: prediker in de hagen, in 't veld, in de open lucht, d. i. benaming van de eerste openlijke verkondigers v. d. leer der Hervormden).

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hageprediker

('ha:gə) m. (~s) Eert. hij die een hagepreek hield.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hageprediker

m. (-s), veldpredikant, iemand die een hagepreek houdt.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hageprediker

HAGEPREDIKER, m. (-s), iem. die eene hagepreek hield.

Gerelateerde zoekopdrachten