haast, (snelheid)
v./m., 1. snelheid in het uitvoeren van iets, m.n. te grote snelheid, overijling: de — waarmee hij alles doet, maakt dat zijn werk slordig is; er moet met de zaak gemaakt worden, men moet voortmaken; hoe meer -, hoe minder spoed, (ook) en spoed, zelden goed, (ook) haastige spoed is zelden goed, als men haastig te werk gaat, maakt men vergissi...