Wat is de betekenis van Haas, spier?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Haas, spier

m., (slag.) malse, magere spier, ter weerszijden onder de lendenen, achter het nierbed, bij wild en bij slachtdieren, een der beste delen : een stuk van de haas ; vgl. ossenhaas, biefstukhaas.