Grübler
1. Duitstalige herkomstnaam met -er bij een toponiem Grübl, een afleiding met uitgang -l, bij een Grub-toponiem, die men op verschillende plaatsen in Zuid-Duitsland en Oostenrijk kan aantreffen; Grub = (steen)groeve, kloof. 2. Duitse bijnaam voor een piekeraar of tobber; grübelen betekent ingespannen nadenken.