Wat is de betekenis van grootpraats?

2025-07-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

grootpraats

(de) brutale praatjes, grote mond, veel praats. Ik duld geen grootpraats van jou en laat dit de laatste keer zijn (Wan broedoe 26). Etym.: S bigitaki = id. (bigi = groot; taki spreken, het gesprokene.

Gerelateerde zoekopdrachten