Wat is de betekenis van grootouders?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootouders

m. mv., iemands grootvaders en grootmoeders: zijn grootouders van vaderszijde leven nog; (ook) iemands voorouders.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grootouders

grootouders - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord grootouder

2025-07-25
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Grootouders

Het zijn niet alleen maar de herinneringen aan de prilste jeugd die de droom beïnvloeden. Zelfs als de grootouders al lang zijn overleden, lijken ze voor de dromer toch beschermers te zijn, die hem voor stommiteiten kunnen behoeden. Natuurlijk zou hij dan een goede verstandhouding met ze gehad moeten hebben of tenminste via de eigen ouders van...

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootouders

m. mv. (iems. grootvaders en grootmoeders of grootvader en grootmoeder).

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootouders

mv. 1. iemands grootvader en -moeder: van vaderszijde. 2. iemands voorouders.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grootouders

v./m. (mv.), vaders en/of moeders ouders: zijn — van vaderszijde leven nog; (ook) iemands voorouders.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grootouders

GROOTOUDERS, m. mv. iemands grootvader en grootmoeder: zijn grootouders van vaderszijde leven nog; (ook) iemands voorouders, zijn voorgeslacht.

2025-07-25
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)