Wat is de betekenis van grootmoedig?

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grootmoedig

bn. bw. (-er, -st), groot, edel van gemoed of van gezindheid; onzelfzuchtig: een grootmoedige daad; de overwinnaar was grootmoedig en liet de gevangene leven; — bw., op grootmoedige wijze : hij schonk haar grootmoedig vergiffenis.

2025-07-22
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grootmoedig

grootmoedig - Bijvoeglijk naamwoord 1. een ander voorrang boven je zelf kunnen geven Grootmoedig stond de jongeman zijn zitplaats af aan de invalide vrouw. Grootmoedig erkende hij zijn ongelijk. Woordherkomst afleiding van groot en moe...

2025-07-22
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

grootmoedig

grootmoedig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: groot-moe-dig 1. wie anderen voorrang wil geven op zichzelf ♢ grootmoedig stond hij de auto af aan zijn broer Bijvoeglijk naamwoord: groot-moe-dig ... is grootmoediger d...

2025-07-22
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

grootmoedig

edelmoedig.

2025-07-22
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grootmoedig

adj. & adv., greatmoedich.

2025-07-22
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootmoedig

bn., bw. (edelmoedig, edelaardig): een grootmoedige ziel, een grootmoedig besluit; grootmoedig handelen, onzelfzuchtig; grootmoedig iets vergeven.

2025-07-22
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootmoedig

bn. en bw. (-er, -st) edelmoedig, maar sterker: -e zellverloochening; vergeven. Syn. ➝ edelaardig.

2025-07-22
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grootmoedig

bn. en bw. (-er, -st), groot, edel van gemoed of van gezindheid; onzelfzuchtig: een grootmoedige beslissing nemen; bw., op grootmoedige wijze: — handelen.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grootmoedig

GROOTMOEDIG, bn. bw. (-er, -st), edelmoedig, onzelfzuchtig: eene grootmoedige daad; de overwinnaar was grootmoedig en liet den gevangene leven; — bw. op grootmoedige wijze hij schonk haar grootmoedig vergiffenis. GROOTMOEDIGHEID, v. edelmoedigheid. GROOTMOEDIGLIJK, bw. grootmoedig.