Wat is de betekenis van Groothandel?

m., handel in het groot, koop en verkoop bij grote (of althans bij grotere) partijen : hij drijft groothandel in suiker.

Het begrip groothandel heeft 3 verschillende betekenissen: 1) handel in het groot. handel waarbij grote partijen goederen die zijn aangekocht bij producenten en importeurs in kleinere hoeveelheden en aantallen worden verdeeld en doorverkocht aan kleinhandelaars en grootverbruikers; handel in het groot. 2) groothandelsbedrijf. bedrijf...

groothandel - Zelfstandignaamwoord 1. (economie) de handel die producten van fabrikanten koopt en doorverkoopt aan o.a. kleinhandelaars. 2. (economie) (bedrijf) een bedrijf die producten van fabrikanten koopt en doorverkoopt aan o.a. kleinhandelaars. Woordherkomst samenstelling van groot en handel Synoniemen grossier...

groothandel - zelfstandig naamwoord uitspraak: groot-han-del 1. zaak die artikelen doorverkoopt aan winkels ♢ de winkelier bestelt nieuwe voorraden bij de groothandel Zelfstandig naamwoord: groot-han-del de groothand...

Een groothandel is een onderneming die tussen de fabrikanten en de detailhandel of horeca zit. Het gaat hier altijd om de handel in grotere hoeveelheden goederen. Daarnaast is de groothandel niet bedoeld voor particulieren; gebruikers moeten ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel. Een klein bedrijf koopt goederen zelden rechtstreeks bij een...

Intermediair tussen producent en detaillist.

(grossier) Intermediair tussen producent en detaillist, met als basisfuncties het collecteren en het distribueren.

Vorm van handel, ‘handel in het groot’. De groothandel is een schakel tussen de producent en de detailhandel. Groothandelaren ontvangen artikelen van verschillende producenten (meest in ‘grootverpakking’), slaan die op in (over het algemeen eigen) pakhuizen, en distribueren de artikelen met meestentijds eigen vervoermiddelen...

koop en verkoop in groot hoeveelhede.