grondkorjaal
(de, -jalen), (veroud.) korjaal (1) behorende bij een plantage (grond, 1-4). Ook kreeg ik een grondcorjaal, die ik zelf moest parelen , daar mijn jongen op de drogerij moest blijven werken, wanneer ik de velden inging (Bartelink 50; enige vindpl.). -Etym.: Zie grond (1-4), zie korjaal (1).