Grondig
bn. bw. (-er, -st), 1. niet oppervlakkig, diepgaand, degelijk: grondig onderricht; een grondig kenner en beoefenaar onzer letteren; een grondig onderzoek ; — (bw.) op grondige wijze, degelijk : hij verstaat zijn talen grondig ; de wiskunde grondig leren ; — (w. g.) diep, innig: het speet hem grondig; 2. het wezen der ...