Wat is de betekenis van Grison?

2025-07-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Grison

I. grijzend [haar); II. grijze kleur, grijskop; grauwtje [ezel); Canton des Grisons, Grauwbunderland.

2025-07-24
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Grison

(Galiciis), Z. Am. marterachtig roofdier, slank, met dikke kop, kleine oren, korte poten, klieren die een muskusachtig vocht afscheiden. (Paraguay).

2025-07-24
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Grison

Grison - Aem. Gabriel, titulair-bisschop van Salagassus, oud-apost. vicaris der Stanley-Falls (Belg. Kongo); * 1860 te St. Julien in Lotharingen (Frankrijk), 1883 priester gewijd, trad in de pas gestichte Congregatie der Priesters van het H. Hart te St. Quentin; behoorde tot de eerste missionarissen naar Ecuador uitgezonden (1888). In 1896 verdri...

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grison

v./m. (-s), zoogdiersoort, behorend tot de →marterachtigen, die voorkomt in Middenen Zuid-Amerika.

2025-07-24
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Grison

zie Galictis.