Wat is de betekenis van grimmig?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grimmig

bn. bw. (-er, -st), 1. hevig vertoornd, zeer boos, woedend: zij werden door hun grimmige vervolgers van alle zijden bestookt; grimmig van spijt bonsde hij tegen de deur ; 2. vreselijk om aan te zien : een grimmig monster; — het grimmig Noorden, het barre Noorden ; het grimmig noodlot; een grimmige beer kwam op hem af ; 3. toor...

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

grimmig

(2019) (stud.) ongezellig. • Een andere term die ik doorkreeg als studententerm is het woord grimmig. Echter is het woord naar mijn mening meer verbonden met de technowereld. Het begrip wordt meestal gebruikt in muzikale context. Een nummer kan echt ‘grimmig’ zijn. Toch is het niet zo gek dat het wordt aangeduid als studententerm....

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grimmig

grimmig - Bijvoeglijk naamwoord 1. dreigend, onheilspellend, wrevelig Nadat de thuisclub verloren had ontstond een grimmige sfeer in het stadion. Woordherkomst afgeleid van grim met het achtervoegsel -ig Verwante begrippen guur, hard, scherp

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

grimmig

grimmig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: grim-mig 1. wat vervelende, onplezierige dingen aankondigt ♢ er heerste een grimmige sfeer bij die staking Bijvoeglijk naamwoord: grim-mig ... is grimmiger dan ... ...

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

grimmig

nors, toornig.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grimmig

adj. & adv., grimmich, grym, grymsk, forgrim(m)end, grimmitich.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grimmig

bn., bw. (boos, tot toorn geneigd, wrevelig, vreeswekkend; toornig, nors): Pieter wierp een grimmige blik ter zijde; een grimmige lach; bij uitbr. de grimmige winter; iem. grimmig aanzien.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grimmig

bn. en bw. (-er, -st) 1. vertoornd, zeer boos : van spijt; iemand aanzien. 2. vreselijk: de -e winter.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grimmig

bn. en bw. (-er, -st), 1. hevig vertoornd, zeer boos, woedend: zij werden door hun grimmige vervolgers van alle zijden bestookt; 2. vreselijk om aan te zien: een — monster; het grimmige Noorden, het barre Noorden; het grimmige noodlot; 3. toornig, onvriendelijk: een grimmige blik; (bw.) op een wijze die van woede blijk geeft: — kijk...