Grimbek
m. en v. (-ken), knorrig, korzelig mens; (w. g.) huilebalk.
Marc De Coster (2020-2025)
(18e eeuw) (inf.) nors iemand; chagrijnig persoon. Eigenlijk: iemand met een grijnzend gezicht. Syn.: grijnsbek*. • Ik heb my altoos afgehouden van twee soorten van menschen, van allemansvrienden en van grimbekken. (Wolff & Deken: Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart. 3de dr. 2 dln. 1786) • Grimbek, m. en v. (-ken), kn...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc de Coster (2007)
nors iemand; chagrijnig persoon; knorpot. Eigenlijk: iemand met een grijnzend gezicht. Ik heb my altoos afgehouden van twee soorten van menschen, van allemansvrienden en van grimbekken. (Betje Wolff & Aagje Deken, Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, 1786)
I.M. Calisch (1864)
Grimbek, m. en v. (-ken), knorrig -, korzelig mensch. *-KEN, ow. gel. (ik grimbekte, heb gegrimbekt), de tanden laten zien. *...LACH, m. flaauw lachje. *...LAGCHEN, (B. *...LACHEN), ow. gel. (ik grimlachte, heb gegrimlacht), stil lagchen, den mond tot een lachje vertrekken. *...MELEN, ow. gel. (het grimmelde, heeft gegrimmeld), wriemelen, kriel...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: