Grasleeuwerik
m. (-en), (Zuidn.) boompieper.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
boompieper. bruine, insectenetende zangvogel met een gestreept verenkleed en een geelachtige borst die vooral in bomen leeft; boompieper. Voorbeelden: Het terrein heeft een natuurlijke oeverwal gekregen. Er is een grote poel en er zijn zandruggetjes waartussen grasleeuweriken en kieviten nestelen. http://www.portofamsterdam.nl/doc...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: