Wat is de betekenis van granderik?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Granderik

m., (dievent.) hemel; God.

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

granderik

1) (19e eeuw) (Barg.) hemel. • Groot, ook goed, vet, wel. Dit woord, samengesteld uit het fransch woord grand en den vlaemschen byvoegelyken uitgang ig, komt in vele verschillende beteekenissen voor. Granderik. - Hemel, zooveel beteekenende als grootheid zelve. (Karel Broeckaert: Jelle en Mietje: gentsche vrijagie. 1841) • Granderik, hem...

2025-07-23
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Granderik

(Barg.) hemel

2025-07-23
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

granderik

hemel.

2025-07-23
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

granderik

granderik - m., (argot) hemel.

Gerelateerde zoekopdrachten