Wat is de betekenis van grammaticus?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grammaticus

(Lat.), m. (...ci), spraakkunstschrijver of -geleerde.

2025-07-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Grammaticus

[Lat., van Gr. grammatikos] beoefenaar van de grammatica, taalgeleerde.

2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Grammaticus

kenner van de spraakkunst

2025-07-28
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

grammaticus

grammaticus - Zij die zich bezighouden met het bestuderen of beoefenen van de grammatica, de studie van de regels van een taal die bepalend zijn voor klanken, woorden, zinnen en andere elementen, inclusief hun structuur, combinaties en interpretaties.

2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Grammaticus

taalkundige

2025-07-28
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Grammătĭcus

tot de taalkunde behorende, taalkundig, graipmatisch. | subst., grammaticus, i, m. taalkundige, philoloog, geleerde, Cic.; grammaticē, ēs, f., Cic., grammatici, is, f., Quint. grammatica, ōrum, n., Cic., taalkunde, philologie.

2025-07-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

grammaticus

(Lat.) m. kenner of beoefenaar der spraakleer.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grammaticus

m. (Ned.) grammaticussen; (Lat.) grammatici (Lat. spraakkunstkenner).

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grammaticus

(gram'ma:tikus) m. (...ci) (spr. ...si) beoefenaar, kenner der spraakkunst.