Wat is de betekenis van Grabbelen?

2025-07-21
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Grabbelen

(grabbelde, heeft gegrabbeld), 1. grijpen naar dingen die worden uitgestrooid, om die te bemachtigen : de kinderen grabbelen naar de pepernoten ; zijn geld te grabbelen gooien, te grabbel gooien ; 2. rondtasten, met de handen in iets woelen : met haar kleine handjes grabbelde ze in het trommeltje; 3. (Zuidn.) vrekkig zijn.

2025-07-21
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grabbelen

grabbelen - Werkwoord 1. graaien Woordherkomst van het Middelnederlandse woord grabbelen; kan worden opgevat als (freqtt) grabben met het achtervoegsel -el

2025-07-21
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Grabbelen

v., grabbelje.

2025-07-21
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grabbelen

grabbelde, h. gegrabbeld (1 in ‘t wild grijpen naar uitgestrooide voorwerpen, om er één of meer te bemachtigen; 2 rondtastend woelen in iets): 1. grabbelen naar pepernoten, naar suikererwten enz.; 2. met de hand in een trommeltje grabbelen.

2025-07-21
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grabbelen

(grabbelde, heeft gegrabbeld) [~ grijpen] 1. in’t wild grijpen naar iets dat in de hoop is gegooid : de kinderen naar de noten. 2. tastend zoeken : de stervende grabbelde aanhoudend naar een onzichtbaar iets.

2025-07-21
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

grabbelen

(grabbelde, heeft gegrabbeld), (onoverg.) 1. grijpen naar dingen die worden uitgestrooid, om die te bemachtigen: de kinderen naar de pepernoten; 2. rondtasten, met de handen in iets woelen: met haar kleine handjes grabbelde ze in het trommeltje.

2025-07-21
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Grabbelen

frequent, van grabben, grijpen. (Zie Garf.)

2025-07-21
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

grabbelen

grabbelen ww. 'graaien' categorie: intensiefvorming of frequentatief Mnl. (si) begonsten mi ... te grabbelen bider kelen 'ze begonnen mij naar de keel te graaien' [1486; MNW]; eerder al het niet-frequentatieve grabben in grypen, grabben, rapen 'grijpen, grissen, pakken' [1477; Teuth.] en daarnaast grapen...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-21
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grabbelen

GRABBELEN, (grabbelde, heeft gegrabbeld), grijpen naar iets dat in den hoop is of wordt gegooid de kinderen grabbelden naar de pepernoten; zijn geld te grabbelen gooien, te grabbel gooien; — rondtasten, met de handen in iets woelen met haar kleine handjes grabbelde ze in het trommeltje; — (Zuidn.) vrekkig zijn. GRABBELING, v.