Graan
o. (granen), 1. (meest in verkleinvorm) zaadkorrel van de een of andere korensoort: een graantje kan verschillende aren voortbrengen ; — (spr.) met graantje bij graantje krijgt de hen de krop vol; — (oneig.) een graantje pikken, een borreltje drinken; — (veroud.) korrel in ’t algemeen ; 2. (collect.) ko...