Graaitijd
m. (-en), (gew.) schoonmaaktijd in de nazomer; — tijd voor het graaien (4.).
J.H. van Dale (1898)
GRAAITIJD, m. (-en), (gew.) schoonmaaktijd in den nazomer; (ook) de graaitijd der haringschepen, het in orde brengen en uitrusten voor de vaart.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: