goumelen
(1976) (Barg.) copuleren; neuken. • Voor paren gebruikte je twee werkwoorden: ‘melochemen’ en ‘goumelen’ (dat Beem niet geeft), die terug te voeren zijn, het eerste op het Hebreeuwse ‘melagah’= werk, het tweede misschien op het Hebreeuwse ‘gamool’= rijpen en ook begiftigen. (Siegfried E...