goudbek, goudvink
vermogend persoon; rijke stinkerd. Goudvink wordt reeds vermeld in het Spreekwoordenboek van Harrebomée. Het woord komt ook voor op de Rotterdamse woordenlijst van Opoe Herfst.Het wordt allemaal zo zakelijk als de pest met die goudbekken op de tribune, (de Volkskrant, 21/11/1992)