Wat is de betekenis van goorling?

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

goorling

(1918) (scheldw.) gemeen persoon. Vgl. aterling*; beroerling*; etterling*; griepeling*; onguurling*; verdommeling*. • 'n zoogenaamde quatre- mains... de een op den ander... die goorlingen! (De Gids. 1918) • Ik had kunnen schreeuwen van rampzaligheid toen ik er om glimlachte en voor den goorling een pils bestelde. (Nico va...

2025-07-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten