Goeden dag u allen, zei de vos; doe quam hy in ’t ganzenkot
Dit past men boertig toe op zulke, die geveinsdelyk vrienden willen schynen, door schoone woorden en minzaame groetingen te geven aan die, welker verderf zy verraderlyk zoeken, als Joabs, en Judassen. Vergelykt Spreuken 26: 23, en 27: 6. Dusdaanige vint men’er ook nu niet weinig.