Wat is de betekenis van glonis?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

glonis

(1906) (Barg.) vensterruit; raam. Zie ook: glamonius* en inspringer*. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913) • (J.L. Voorzanger & J.E. Polak: Het Joodsch in Nederland. Tweede druk. 1915) • (E.G. van...

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Glonis

(Barg.) glasruit, raam

2025-07-24
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

glonis

zie: glamonius. Kijk me die goser daar zitten rojemen door die glonissen.

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

glonis

glonis - v. (argot) glasruit, raam.

Gerelateerde zoekopdrachten